Voor het tweede jaar op rij nemen tal van organisaties deel aan het certificatietraject om te leren en te groeien rond de drie pijlers van Baanbrekende Werkgever. Het Trendrapport toont welke weg de deelnemende organisaties al hebben afgelegd, en waar vandaag de grootste uitdagingen liggen.
De belangrijkste conclusie is dat de deelnemende organisaties een grote evolutie maakten in hun telewerkbeleid. Het is vandaag bij onze Baanbrekende Werkgevers de meest mature component geworden.
De ervaring met de coronacrisis speelt daarin een evidente rol. Vooral de manier waarop medewerkers onderling samenwerken binnen een hybride werkomgeving, verloopt een stuk vlotter, blijkt uit de resultaten. Al is het werk zeker nog niet af. Het ingeburgerde telewerkbeleid zorgt voor nieuwe uitdagingen. Veel deelnemende organisaties maken zich zorgen om het welzijn van hun werknemers omdat ze nu meer versnipperd werken.
Zijn de mensen gezond? Leren onze werknemers genoeg bij? Is er nog onderlinge verbondenheid? En wat met de betrokkenheid bij het bedrijf? Het zijn stuk voor stuk vragen die ertoe leiden dat de deelnemende organisaties het als de hoogste prioriteit zien om een specifiek beleid rond die thema’s te implementeren, net zoals ook een aangepaste werkplek een aandachtspunt blijft.
De vaststellingen tonen dat het maturiteitsrapport een nuttige tool is voor de deelnemende organisaties. Zeker omdat er ook onderling verschillen zijn. Zo blijken lokale besturen meer prioriteit te geven aan het verder uitbouwen van een fietscultuur voor woon-werkverkeer. Dat komt vooral omdat werknemers van lokale besturen vaak op fietsafstand wonen. Ook de nieuwe regeling voor fietsmobiliteit zet de fiets opnieuw hoog op de agenda bij lokale besturen. Bij de andere organisaties is de vergroening van de vloot de eerste prioriteit op vlak van mobiliteit. De fiscale aantrekkelijkheid en verplichting om te vergroenen zijn daar een verklaring.
Nog opvallend: lokale besturen zijn vandaag nog minder matuur op het vlak van telewerken. Een mogelijke oorzaak is dat veel mensen simpelweg niet op kantoor werken, denk aan de medewerkers van de groendienst, waardoor telewerk er sowieso een minder grote prioriteit is. Dat laatste vertaalt zich duidelijk in de cijfers. Bij lokale besturen die deelnemen aan het certificatietraject kan maar 44% van de medewerkers makkelijk vanop een andere locatie werken. Bij kmo’s is dat 84%.
Van de 70 deelnemende organisaties doorliep de helft ook vorig jaar al het traject. Op basis van de verschillen tussen de twee rapporten kunnen we concluderen dat de deelnemende Baanbrekende Werkgevers een positieve evolutie maakten op het merendeel van de componenten. Enkel de betrokkenheid van de werknemers gaat erop achteruit t.o.v. vorig jaar. Het Trendrapport maakt duidelijk dat het voor werkgevers moeilijk blijft om de medewerkers in tijden van telewerk voldoende betrokken te houden bij het bedrijf.
De algemene conclusie is dat de Baanbrekende Werkgevers op veel punten op de goede weg zijn en progressie blijven maken, maar dat er evengoed nog aandachtspunten zijn. De hoogste prioriteiten op de planning blijven het welzijn en de verbondenheid van de medewerkers, in combinatie met een werkplekinrichting waar mens en activiteit centraal staan.
Baanbrekende Werkgever is een lerend netwerk van organisaties die zich als duurzame en mensgerichte werkgevers willen ontwikkelen en positioneren.
WORD EEN BAANBREKENDE WERKGEVERPowered by